woensdag 25 april 2018

Vaak

Vaak


“Nou... Deze goede vriend van mij hier belde of ik weer effe een visje wilde komen eten. Tuurlijk zeg ik, maar dan wel een lekkerbekkie. Van kabeljauwfilet natuurlijk. Dus… Zo zitten wij aan een gebakken vissie. Is bij hem op de hoek, hij woont hier achter, zitten we lekker in het zonnetje, lekker toch? Doen we vaak op vrijdagmiddag. Is gezond, of niet dan?” Ik nam een snelle hete hap. “En wat dan nog”, en zoog snel valse lucht naar binnen, “je moet toch ook een beetje leven”, slikte haastig door en blies hete lucht uit. Met mijn tong doorliep ik even snel alle hoeken en gaten van mijn mond.
                “Luister, dat neurotische gedoe over wat dan wel en niet gezond is… Ze verzinnen het gewoon ter plekke, toch? Zijn het niet die onderzoekers omdat ze geld willen ritselen, dan is het wel de media, die zoeken gewoon de spanning op, niet? Joh, je weet zelf toch wel wat gezond is? Nou dan”, zei ik tegen die man met z’n notitieblokje en z’n gekrabbel. Ik dacht nog bij mijzelf: stomme vragen ook altijd en probeerde met mijn vorkje de vis door te snijden. Stom kartelrandje.
               
Terwijl ik zat te hakken, zag ik André al aanstalten maken om wat te zeggen, maar deze beste man wilde vast niets horen over darten bedacht ik me zo. Even sturen. “Weet je… Wij willen vooral in de zon zitten, lekker genieten. Toch André?” Hij knikte maar even. Precies gozer, laat mij maar het woord doen.                Lifestyle, dat is het”, zei ik en ging er goed voor zitten. Dat visje schoof ik maar even aan de kant. “We gaan toch allemaal dood”, en ik haalde mijn schouders er op het juiste moment bij op. “Ja... Deurwaarders, rekeningen, gezeik van de familie, gedoe met de wasmachine… maakt allemaal niets uit voor Magere Hein. Luister, het mooiste in de wereld? Is lekker gezellig samenzijn. Zoals wij nu”, en ik knikte weer even naar mijn sidekick. Die knikte enthousiast terug, zoals gewoonlijk, terwijl hij een grote wolfshap nam. Zoals die vent kon schrokken. “Vooral dat zonnetje erbij maakt alles goed”, en ik wees naar boven. “Ik ben in Rome geweest, Parijs en Berlijn. Allemaal lelijke steden als die koperen ploert niet schijnt. Alles wordt mooier in de zon. Zo is het en niet anders”, eindigde ik, en zocht mijn lekkerbekkie weer even op. Nu kon ik ‘m wel naar binnen schuiven zonder mijn bek te verbranden besloot ik.

“Wij zijn gewoon levensgenieters”, begon André, en hij begon een saffie te draaien. Ik liet hem maar even gaan. Dit verhaal kende hij ook wel. “Tuurlijk, wij werken gewoon hard als het moet.” Daar knikte ik bij en nam een grote hap vis met saus. Ravigotesaus spoot direct op mijn paarse nette bloes. Kut. André gaf me zonder te kijken zijn ongebruikte servetje. “Maar dat hoeft toch niet altijd. Die deurwaarders waar Annie het net over heb? Hufters. Allemaal. Ze mogen zo over de klink worden gejaagd. Pang. Pang.” Daar kon ik alleen maar om glimlachen, ondanks het morsen. André wist het vaak toch wat scherper neer te zetten. “Iedereen heb toch schulden? Hypotheek? Aandelen? We doen allemaal ons best hoor”, zei André. Hij stak zijn peuk aan, nam een diepe hijs, kuchte even vies en trok zijn gezicht weer recht.
                “En we moeten allemaal gewoon eten. Dus… Die mannetjes in hun apepakkies kunnen wel de boel willen leegroven, maar ze mogen je niet in de kou zetten. Nee… D’r komt altijd een rechter bij aan de pas. En die kan zo wel zien. Bij André en Annie? Daar valt niks te halen.” We gaven beiden een vette grijns. Ik veegde mijn mond af aan het servetje en smakte nog rustig na. “Zo... Dat was lekker! André. Mag ik effe bietsen?” André gaf zijn shag door en ik nam het woord over.

“Maaruh… waar is dit nu allemaal voor?” vroeg ik die man, en bekeek hem even goed. Brilletje, kalend, vrij jonge gozer eigenlijk, zou je best een biertje mee kunnen doen. “De krant toch?” Hij knikte. “Je had ons al op de foto hé, dat we dat visje… Ja, oké.”
                “Als je d’r maar wel een leuk stukkie van maakt, hé”, zei André snel. “Helemaal”, vulde ik hem aan. “Beetje positief. Dat geklaag altijd. Zet er maar in: André en Annie eten een lekker vissie in het zonnetje.” André vulde aan: “Het mooiste wat er is, volgens André en Annie.” Ik stak mijn peuk aan. “Als die zon maar schijnt. En dat doet ie hier gelukkig vaak.”

dinsdag 17 april 2018

Meestal


Meestal
Door de bank genomen maakt het niet echt uit wat je stemt. Politici zeggen het een en doen vervolgens toch wat ze willen. Het zelfgedreven gedrag van onze gekozen leiders is precies volgens ieders verwachting. Het zijn net mensen. Je kent die grap over de echte betekenis van het Griekse woord politiki? Poli betekent bloed en een tick is een bloedzuigend dier in het Engels. En toch verdiep ik me continu in de beloftes, feiten en werelden die de toekomstige regenten ons voorhouden. Want, uiteindelijk geloof ik ook in het goede van de mens. Krijg je de juiste feiten op de juiste manier voorgeschoteld, dan kun je niet anders dan de juiste keuze maken. Ooit voelde ik als tiener zelf de roeping om klaar te staan voor mijn medemens. Ik zou dossiers grondig doorlezen, een goed onderbouwde mening vormen, die af stemmen met de partij en vervolgens breed uitdragen. Om te zorgen voor een goede infrastructuur, veiligheid en orde, gezondheidszorg en de juiste richtlijnen en ruimte voor ondernemers. Helaas, het mocht niet zo wezen, ik werd oncologisch chirurg. In ons team hebben wij net als politici taboewoorden die we niet mogen gebruiken en typische stokpaardjes die we in onderling overleg van stal halen. Maar boven alles genezen wij mensen. Soms denk ik wel eens hoe zeer een beter dieet onze patiënten had geholpen, minder vet en veel voedsel, veel minder alcohol en die nare sigaretjes helemaal. En wat een beetje politieke sturing daarvoor zou kunnen doen. 
                Mijn eerste geredde patiënt stuurt me elk jaar een kaartje. Op wat ze haar nieuwe verjaardag noemt, de dag dat ik haar het blijde nieuws kon vertellen dat ze kankervrij was. Natuurlijk, elke volgende controle blijft spannend. Maar ze stuurt me nog ieder jaar dat kaartje. Soms met een blije foto van zichzelf, of van een mooie vakantietrip die ze maakte met vriendinnen. Of een mooie tuinfoto. Helaas niet met haar man, die verliet haar de eerste maanden van haar ziekte. Elk kaartje bewaar ik, behalve de eerste. Die hangt ingelijst bij mijn moeder aan de muur. Iedere gast krijgt het volledige verhaal te horen. Dat is mevrouw van Loghum, Pieters eerste patiënt. Ik hoor het iedere keer met kromme tenen aan, maar zo is mijn moeder nou eenmaal. Dingen gaan zoals ze gaan.
                Als student zong ik graag, in een mannenkoor van de universiteit. Met een paar vrienden en een boel Belgische biertjes zongen we dan tot in de late uurtjes Duitse schlagers. Luidkeels in het Duits zingen is een echte bevrijding, ik zou het iedereen aanraden. En ja, dat is mijn professionele mening. Door mijn studie werd ik me echter ook bewuster van de nadelige gevolgen van alcoholgebruik op de gezondheid. Een op de veertien van vroegtijdige sterfgevallen komt door alcohol. Wereldwijd is alcohol verantwoordelijk voor een op de twintig sterfgevallen. De paar idioten die methanol drinken natuurlijk daargelaten. Ik zing weinig meer tegenwoordig, soms nog in de badkamer. Mijn vrouw moet er altijd hartelijk om ginnegappen, en ik zelf vaak ook. We wandelen veel, koken voor vrienden, slapen geregeld uit en nemen de tijd voor seks. Ik kan met haar over eindeloos veel onderwerpen praten. Ook over politiek. Ze vroeg me laatst waarom ik er nooit serieus voor ben gegaan. Als ik er zo over nadenk, kom ik tot de conclusie dat ik het nooit de juiste prioriteit heb gegeven. Het had mijn passie, zekers, maar passie alleen voedt geen monden en redt geen mensen. En dat is toch het mooiste wat je kunt doen?
                We wonen in een prachtig vrijstaand huis, Franse ramen, een vijver en alle elektronische apparaten die je maar zou kunnen wensen. Dat komt ook niet uit de lucht vallen, toch? Ik heb er hard voor gewerkt. Mijn Lieke werkte nog enige jaren als administratief medewerkster, maar eigenlijk had ze direct na ons trouwen kunnen stoppen. Ze vond het contact met haar collega’s altijd erg fijn. Nu heeft ze haar clubjes, zoals dat gaat. Geregeld help ik haar met het een of ander, meestal financieel, of organisatorisch. Ik doe het met liefde, of het nu de lokale dierenopvang is, koken en uitserveren voor de ouderen of een sportevenement voor jongeren. Mijn moeder helpt ook graag mee, ik vermoed omdat ze mij graag goed bezig ziet. Alleen gesprekken over de staat van het land of de binnenlandse ontwikkelingen vermijdt ze liever, daar wordt ze alleen maar naargeestig van zegt ze dan. Daar luister ik meestal maar naar. Dan begin ik over het weer.

donderdag 12 april 2018

Soms



Soms

Mijn ouders zeiden altijd: je weet het maar nooit. Dat was zo’n lekkere dooddoener waar ik als tiener altijd ziedend om werd. Ze waren nooit blij wanneer ik thuiskwam met goede rapportcijfers, of boos wanneer ik slechte cijfers had. Toen ik mijn been brak bij het skaten, werd ik zonder boe of bah naar het ziekenhuis gebracht. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Mijn eerste vriendin werd met een zwakke glimlach begroet. Alsof het niet echt uitmaakte. Alsof ze tijdelijk was. Mijn ouders zagen alles als tijdelijk. Zelfs toen ik eens uit pure frustratie de hele woonkamer aan gort sloeg. Mijn moeder kwam binnen en keek om zich heen. Haar blik. Iedere normale ouder zou ook door het lint gaan. Schelden. De politie bellen. Maar zij was aan het bedenken hoe ze de kamer opnieuw in zou richten. Zo godverdomme praktisch.


Ik ben niet gelovig opgevoed en voelde nooit de behoefte om mij te onderwerpen aan iemands boekje. Nee meneer. Natuurlijk, er is toeval in de wereld en de mysterie van het bestaan. Maar om daar meteen Gods hand in te zien, vind ik te kort door de bocht. Dat maakt geloven zo gemakkelijk. Er wordt je een raamwerk aangereikt: zo is het en niet anders. Alles moet hier in passen of het is het werk van de duivel.

Op mijn eenentwintigste kreeg ik een zwaar ongeluk. Mijn vriendin overleefde het niet. Zonder autogordels vloog ze door het raam en landde op het asfalt meters verder. Als bestuurder had ik meer botten gebroken dan ik ooit wist dat ik had. Er was een hert op de weg en ik probeerde het arme dier te sparen. Ik schampte het toch. De politie maakte het aan de kant van de weg af. Dat schot hoor ik soms nog, dan schrik ik wakker van een nachtmerrie en dan voel ik het nog nagalmen.

Ik kon nooit met mijn ouders praten over het ongeluk. Wilde het niet en vermeed ze voor jaren. Mijn jongere broertje probeerde in het begin nog wel eens het contact tussen ons leggen, maar ook hem begon ik te mijden. Hij was ook druk bezig met zijn sportcarrière en had denk ik uiteindelijk ook weinig zin in die sacherijnige broer die nog steeds niet helemaal de oude was. En dan bedoel ik niet de pinnen in mijn knie.

Achteraf voelde ik vooral veel teleurstelling. In mijzelf, als de Partij-van-de-Dieren-bestuurder die zijn vriendin uit de auto lanceerde om een stom beest te proberen redden. In mijn ouders, van wie ik gewoon wist dat ze zo fucking ongeïnteresseerd zouden reageren. Oh ja, je been is inderdaad raar opgevouwen. Dat kan gebeuren in een auto-ongeluk. Wil je een koekje? En in het leven zelf. Dat het noodlot mij zo’n naar ongeluk zou geven. En zulke ouders.

Sommige vrienden, voornamelijk van het werk met wie ik nog wel eens een biertje deed op vrijdag, zeiden tegen mij: accepteren of veranderen. En daarmee bedoelden ze dat ik er maar aan ten onder moest gaan, of niet. Wat je niet doodt, maakt je sterker. Om te overleven moest ik mij flexibeler opstellen. Meebuigen of breken. Net als mijn fucking been. Ik zou nu natuurlijk stoer kunnen vertellen hoe ik ze de kanker toewenste, mijn werk verliet en een alcoholische schrijver werd. Maar ik ben maar gewoon gaan luisteren. Want ze zeiden tenminste iets zinnigs waar ik wat mee kon. En ook al was ik het niet echt eens met dat Nietzcheaanse geleuter, ik ging er toch in mee. Ik deed de nodige therapie om weer goed te kunnen lopen. En ging het gevecht aan met mijn ongeluk, en mijn gevoelens naar Lieke, mijn toenmalige vriendin die het avontuur met Bambi niet overleefde. Daarvoor klopte ik aan bij Slachtofferhulp voor rouwbegeleiding. Want ik had helemaal niet om haar gerouwd, ontdekte ik. Alleen om mijzelf. En ja, je voelt je echt een grote lul als je daar pas na drie jaar achter komt. De ouders van Lieke heb ik nooit onder ogen durven zien. Maar de mijne uiteindelijk wel. Ik weet het nog haarscherp. Mijn ouders, voor hun huis. Ik omarm mijn moeder en snik zo hard dat ik naar adem hap. Mijn vader huilt dikke tranen. Hij omhelst ons beiden. Soms heb je het gewoon verkeerd.

woensdag 4 april 2018

Eenmaal




Eenmaal

Ik wilde nooit moeder worden. Als klein meisje rende ik liever achter mijn grote broers aan. Ik was een tomboy, geen meisje-meisje. En toen de meisjes in mijn klas helemaal pony-gek werden, vroeg ik mijn vader hoe paardenbiefstuk smaakt. We aten het de volgende dag, want zo is mijn vader. In de pubertijd ging ik helemaal los, jongens en meisjes. Maar oh wee als je mij een slettebak noemde. Ze heette Daisy en ze dacht populair te kunnen worden door over mij te roddelen tegen iedereen die maar wilde luisteren. Ik hoorde dan gegniffel, keek achterom, en zij zwaaide speels. Eerst vermoedde ik dat ze misschien een crush op me had. Totdat ik van Hein hoorde hoe de vork in de steel zat. Hein was een scharrel die een echte vriend wilde zijn en mij graag vertelde hoe de wereld was. Dat leerde ik al snel, op mijn manier. 
                Mensen die zeggen dat geweld niet de oplossing is, zoals die slappe leraren die we op school hadden, begrijpen niet de resolutie die geweld met zich meebrengt. Nu zal ik geen stoer verhaal ophangen van hoe ik Daisy in elkaar heb geramd in de hoek van het schoolpark. Maar dat is wel wat ik deed en daarna was het geroddel gewoon klaar. En twee jaar later zoenden we dronken op een schoolfeest. Tja. Maar ik was aan het vertellen hoe ik Eric kreeg, mijn zoontje. Voor de duidelijkheid: Hein bleef altijd die sullige gast die nooit meer uit de friend zone is gekomen. Ik kom hem soms nog tegen op het schoolplein als ik Eric ophaal. Dan staat hij daar met de schouders naar voren, zelfde vale zwarte hoodie, wachtend op zijn Hilkje. Hij settelde namelijk maar voor een potige vrouw uit Dokkum met een spraakgebrek en dan krijg je van die stomme namen. 
Eric weet niet wie zijn vader is. Er zijn genoeg mannen in mijn leven die surrogaatje spelen, vooral omdat ze met mij graag vadertje en moedertje willen spelen. Altijd die doorzichtige vraag of er een vader in beeld is, zelfs van Jan, de oudere weduwnaar verderop in de straat die mij altijd te lang nastaart. Ik houd het dan bewust vaag, want kunstmatige inseminatie met donorzaad is niet het antwoord wat ze willen horen. Eric’s vader is al een marinier op uitzending in Afghanistan geweest, een simpele schoenenverkoper die opeens verdween of de zanger uit een wereldberoemd Zweeds rockbandje. Als ik al die wanna-be vaders zou vertellen dat ik niet eens weet wie Eric’s vader is, dan zou ik in hun ogen erger dan een slet zijn. Een bitch, zo eentje die er alles aan doet om mannen het leven zuur te maken. Omdat ik niet met ze in bed stap en ja en amen zeg. Sukkels. Maar ik lach dan vriendelijk naar ze, knipper met mijn ogen, schud mijn kont en kijk verbaasd. Het levert je een boel goodwill op, zoals dus buurman Jan die de dakgoten komt schoonmaken in de herfst. Als alleenstaande vrouw moet je het leven naar je eigen hand zetten, want niemand die het voor je doet. 
                Mijn broers zie ik geregeld, net als mijn vader. Kleine Eric heeft heel veel vaders, maar deze drie mannen zijn hem het liefst. Ze rennen met hem door het park heen en ze spelen vliegtuigje, superhelden of wereldreiziger. Dan zie ik die rode krullenbol vliegen en genieten. Dat doet me zoveel goed, nooit gedacht dat ik me ooit zo mooi zou kunnen voelen. 
                De zwangerschap was erg ongemakkelijk. Ik was er totaal niet op voorbereid, moest allerlei zaken online gaan opzoeken. Ik werd erg misselijk, moest regelmatig braken. Patatje met smaakte opeens niet meer. Patat! Ik had ook veel maagzuur. Afijn, gedoe allemaal, maar de bevalling zelf viel enorm mee. Eigenlijk ging het allemaal veel sneller en pijnlozer dan ik had verwacht. Mijn vader reed me naar het ziekenhuis, daar stond hij op. Maanden van te voren liet hij me al weten dat hij mijn Bob zou zijn. Geen. Druppel. Alcohol. Zijn twee zonen protesteerden nog even voor de vorm, maar waren allang blij dat ze hun regelmatige whisky- en bierproeverijen niet hoefden op te geven. 
                Het was de dood van mijn moeder waardoor ik besefte dat ik er straks ook niet meer zou zijn. En als ik op een of andere reden onsterfelijk zou blijken, dan zou ik iedereen die mij lief is toch verliezen. Dat zou zo eenzaam zijn. Ik ga ooit dood en dat is prima. Maar het leven gaat door, het moét doorgaan. Ik wist dat het krijgen van een kind niet is iets om op te wachten totdat je er klaar voor bent. Of totdat je de perfecte man tegenkomt. Pff. Je moet er gewoon voor gaan.  Ik was pas klaar om echt moeder te zijn, toen floep! Eric er eenmaal was.