maandag 26 maart 2018

Tweemaal

Tweemaal

Ik wilde mensen pijn doen. Mij moest je niet tegen komen bij het stappen, als zware kerel van tegen de twee meter. Dan had je heel veel pech. Ik was een slecht mens, op zoek naar mensen om mee te vechten. Gasten die zich mans voelden, die zocht ik op. Dacht er nooit bij na. Kreeg een rode waas in me kop en sloeg er op los.
Voelde zoveel woede. Wat mij is aangedaan. Door die klootzak! Het was op uitzending, Afghanistan. Altijd was ik op mijn hoede. Oog op de situatie, op de anderen. Zo ben ik. Het was fucking heet daar man, word je vet sloom van. EeeeeEWW. Werden we uit het niks aangevallen met mortiergranaten. Dat geluid… Ik zag de granaat boven mij en liet me direct vallen. Daar train je voor. Terwijl ik viel, suisde de granaat mij voorbij. BOEM. Net hard vuurwerk, weet je wel. Splinters vlogen om me oren en ik dook in een mangat zonder erbij na te denken. Voelde met mijn handen snel over mijn lichaam en hoofd, maar zag geen bloed. Hartslag op 200. Toen opeens die vuile klootzak. Schreeuwde dat ik naar de bunker moest. 50 meter verderop. Stond op zijn strepen, alle drie. Nu. Nu. Godverdomme. Daar ben ik nog zo boos over. 50 meter rennen rennen rennen. Twee mortieren sloegen in, links, rechts. Mijn hart ging tekeer als een machinegeweer. Adrenaline gierde door me heen. Rennen. Was een fucking eeuwigheid. Gered, die fucking bunker in. Moest ik meteen huilen. Kon het niet tegenhouden. En je moet weten, in het leger huilen we niet, nee meneer. Maar ik wel toen. En boos, jongen. Die klootzak had altijd een grote bek, maar ik dacht, wacht jij maar. In Nederland, jij krijgt je verdiende loon.
Probeerde het allemaal uit te leggen aan de kapitein. Maar dat was net zo’n vuile klootzak, maatje van de sergeant. En in Nederland. De interne integriteitscommissie. Had geen enkel bewijs. Zijn woord tegen het mijne. Dus wat denk je? Niemand die voor mij opkwam, en toen ging het mis. Ik begon eerst met drinken, alles om die shit te vergeten. Toen werd ik wakker en zat alles onder het bloed. Niet het mijne, he. Ik had ruziegemaakt met die klojo’s van artillerie, die zaten ook bij ons op de kazerne. Ze konden me niet bedwingen, mij niet. Drie van hen echt goed te grazen genomen. Dat voelde echt lekker, weet je? Niet toen ik ze lens sloeg, want daar weet ik niks meer van, maar toen ik dat hoorde, achteraf. Wat ze allemaal hadden gebroken. Had ze lekker laten voelen hoe ik me voelde, begrepen zij het ook es. Een geweldsincident noemde de commandant het. Tot die tweede keer. Meisje van de luchtmacht. Oh man. Vond mij een klootzak, en ik flipte. De rest is geschiedenis. Ik werd ontslagen. Mijn vrouw, zij was mij al zo lang zat. Ik was een lul en zat toen al zwaar aan de pillen, dus ook die verliet mij. Het ging helemaal mis. Als ik mensen nog opzocht, was het om ze uit te dagen. Denk je dat mij aankan? Kom dan. Wacht maar. Krijg je klappen. Ga je mij nu uitlachen? Dan laat ik je huilen. Reken d’r maar op.
Bijna elke weekend was het wel raak. Heb zo vaak vastgezeten, man. Ik had zelfs manieren bedacht om die gasten van het arrestatieteam aan te pakken, maar ja die zijn getraind op klootzakken als mij. In de gevangenis raakte ik aan de praat met de therapeute daar. Zij was echt niet bang voor mij, maar ze was ook niet dom. Iedereen wist wat ik dat meisje van de luchtmacht had aangedaan. Maar ja, ik wist ook wel dat ik zo niet meer kon. Was zo moe van dat altijd maar zo boos zijn. Chronisch noemde zij het. Ik wilde eigenlijk altijd wel, was het zo zat. Het kost echt zoveel energie, al die woede. Boos zijn op mensen die ik nooit meer zie of spreek, misschien alleen nog in de rechtszaal. Dus uiteindelijk ging ik in echte therapie bij haar. Ik moest die mensen die mij wat hebben aangedaan, confronteren. In allerlei sessies, terwijl ik aan een apparaat zat met lichtjes en geluiden. Dat leidt je af, zodat je lichaam kan herstellen. En zo werkt het echt. Ik was zo verkrampt, zoveel spanningen, weet je. Een keer, dat ging over mijn moeder, zij heeft mijn leven echt zo verkankert weet je. Bijna. Ging ik weer over de schreef. Maar die therapeute, zij was echt goed man. Zo blij dat ik haar niks heb aangedaan, he. Zij heeft mij echt gered, snap je?

Nu heb ik veel verdriet van wat ik al die mensen heb aangedaan. Tja. Mijn verleden kan ik niet uitwissen. Die mensen verdienden niet om zo’n agressieve klootzak als mij tegen te komen. Maar het is wel allemaal gebeurd, weet je. Dat vind ik echt heel erg. Ik gaf het door. Wat mij was overkomen. Daarom sta ik nu hier voor jullie klas om mijn verhaal met jullie te delen. Als je ooit zo’n klootzak als mij tegenkomt, stap er overheen. Word niet zoals mij. Dat jou shit overkomt, dat is eenmaal shit. Dat je het daarna zelf ook doet, dat is niet tweemaal shit. Dat is altijd shit. 

dinsdag 13 maart 2018

Driemaal


Driemaal


Mijn horloge zei kwart over drie. Het zou een lange dag worden, dacht ik nog. Zonder ook maar iemand te spreken, zou ik de nieuwe dozen inruimen en afsluiten. Boodschappen en naar huis, Herbert mijn kat zijn eten geven. Koken, en dan wegzwijmelen bij Boer zoekt Vrouw, met Herbert op schoot zacht knorrend. Maar deze maandag liep anders.
Tingeling. Het deurbelletje ging. Een gezette man met roze-witte sjaal stapte mijn winkel binnen. Ik zag aan zijn korte, aarzelende stappen, dat hij al enige tijd last moest hebben. “Goedemiddag”, begroette ik hem joviaal. “Hoe kan ik u helpen?” Hij keek niet op. Zijn blik was gericht op de houten kruk achter mij, vriendelijk gepolijst door het vele gebruik. “Gaat u gerust zitten, meneer.” Zonder mijn uitnodiging was deze man waarschijnlijk toch wel gaan zitten, want hij liet een diepe zucht. Zijn knieën hield hij stevig vast. Gezamenlijk keken we naar zijn schoenen. Ik zag de bolling op de tip. “Trekt u die schoenen graag alvast uit, meneer. Kopje koffie?” Hij schudde berustend.
                Zonder het schouwspel verder aan te moeten zien, dook ik achter de balie. Als verkoper alleen in een winkel voor drieëndertig jaar kun je koffie zetten zonder erbij na te denken. Ik doe het altijd bewust. Mensen die hun schoenen uitdoen kan ik niet meer horen of zien. Aandoen en helpen is geen probleem; mijn neus valt mij sinds het sambalongelukje in mijn jeugd niet meer lastig. Het dienblad met verse koffie, roommelk in een kannetje, basterdsuiker en bastognekoekjes hield ik net omhoog, toen het belletje weer klonk. Tingeling. Ik keek direct op. Een mooie blonde vrouw, stijlvol gekleed in een kalfslederen jas, met een pikzwarte zonnebril. Ze liep zelfverzekerd mijn winkel binnen, direct naar mijn balie. Het dienblad zette ik voorzichtig neer met een glimlach. “Mevrouw, wat…” Ze deed haar bril op haar hoofd en glimlachte kort terug. “Ik zoek een nieuw paar. Iets dat past bij deze jas.” Nonchalant opende ze haar jas. Eronder droeg ze een strakke zwarte trui. Mijn ogen gleden van links naar rechts over haar jas, ze keek terug zonder blozen. “Ah…” zei ik snel. “Ja. Ja….” En spurtte achter de balie vandaan naar de dameshoek. “Hier… heb ik van Frejasch een mooie schoen, Italiaans kalfsleder. En hier…” De klant liep statig naar mij toe en beoordeelde kritisch de schoen in mijn hand die ik aan reikte. Op de achtergrond zag ik plots de eerste klant. Hij keek wat verdrietig en was nog met zijn schoenen bezig. Ik was de koffie vergeten. “Nee. Ik zoek een ander model.” Ze keek weg. “Oké. Kijkt u anders zelf even, mevrouw, ik was net bezig koffie te serveren. Wilt u ook een kopje?” Ik maakte aanstalten om naar de balie te gaan. “Deze.” Ze knikte naar de Verillo, de duurste paar schoenen in mijn winkel. “Ah, ja, dat is zeker een mooi model, mevrouw. Zal ik u zo…” Ze liep naar de stelling en wees de schoen met een zwartgelakte nagel aan. “Wil ik.”
                Tingeling. “Graag.” Voor twee seconden staarde ik naar haar volle borsten, en even vroeg ik me af welk merk bh ze droeg. Ik schudde mijn hoofd snel. “Uhm, welke maat heeft u?” Zware voetstappen. “bh of schoen?” zei ze, met opgetrokken wenkbrauw. “Schoen natuurlijk”, zei ik schamper en keek omlaag. Ik zal misschien hebben gebloosd. Twee glimmende zwarte legerschoenen keken me aan. Ze leken nieuw. “39.” Schoenen die met toewijding waren gepoetst. “En 80C. Mocht je het je toch afvragen”, zei ze met opgetrokken wangen. En knipoogde. Nu bloosde ik zeker en keek opzij.
                “Meneer de verkoper”, begon een norse snor streng. Ik deinsde even terug. Een legerofficier keek me strak aan. “Zwarte schoensmeer. Van Veldherr. Heeft u dat? Twee potjes graag.” Ik knipperde even, en merkte gesnik op. Snel keek ik voorbij de officier. “Oh meneer, het spijt mij vreselijk”, en haastte mij naar de balie voor de koffie. Mijn eerste klant wreef in zijn ogen. “Deze schoenen doen zo’n pijn”, zei hij in een valse hoge stem. Ik hoorde een harde gnuif, en de blonde vrouw draaide haar hoofd weg voordat ze in hard lachen uitbarstte. “Pijn?” begon de officier. In twee grote passen stond hij voor de gezette man. De roze-witte sjaal lag achter de kruk op de grond. “Weet u wel wat pijn is? Wat weet u nou van de wereld!”.
                “Bezorg ze vanavond maar, lieverd. Half negen”, fluisterde de blonde vrouw half in mijn oor. Ze pakte mijn hand en stopte er langzaam een visitekaartje in. Ik keek haar dansende jas na terwijl ze tussen de twee andere klanten doorgleed. Het deurbelletje schudde me wakker. De rest ging volautomatisch. De officier stond 20 seconden later buiten met zijn schoensmeer. De huilende man hielp ik blij aan passende schoenen. De koffie dronk ik koud op, beide kopjes. Ik ruimde op en sloot af. Bij de AH haalde ik een caesar-salade en een hamburger die ik erbij bakte met wat uitjes en champignons. Herbert had ook rundvlees in zijn voer, toevallig. Boer Hendrik koos uiteindelijk voor Hennie, de verlegen kapster uit Aalsmeer. Zonde vond ik, want Gea leek me veel leuker. 

start

Een bladzijde, een leven.