donderdag 26 december 2019

Het gesprek

“Thomas, we moeten even praten,” zei ze. 
    “Maar natuurlijk”, zei ik, en gebaarde naar de eetkamerstoel tegenover mij. “Goed weer even bij te kletsen, al veels te lang geleden.” 
Ze zette zich neer, schoof de stoel aan en nam een houding. Met haar rug hol, handen voor haar lichaam, lichte hoofdknik en scherpe blik, leek het een serieus gesprek te worden. En met goede, oude vrienden kan ik dat waarderen. Af en toe hoort dat er ook gewoon bij. Moet altijd kunnen. 
    “Wil je iets drinken? Koffie, thee, limonade, vieze boekjes?” grapte ik, maar ze schudde haar hoofd. Er kon geen glimlach van af. 
Ze aarzelde, en daar voelde ik me ongemakkelijk bij. Zij nam nooit een blad voor de mond, zei direct wat ze dr’ van vond. Waar gaat dit over? Dacht ik.  Dr man? Het werk? 
En ze begon. “Ik was een tijdje van Facebook af... Het koste me te veel tijd, aandacht, ging nergens meer over. Weet je wel?” Ze keek me even blij aan. Ik zag dat ze de draad had gevonden. “En de mensen om wie het echt gaat, die zie je in het echt.” Ze gebaarde naar mij en haar. 
    Ik knikte. “Precies”, zei ik, en glimlachte lichtjes. 
“Dat was in… februari al of zo? Dus ik had al enige tijd niets op Facebook gevolgd, en… Nou, ik had dus niets gelezen op Facebook, snap je? Van posts, evenementen?” Ze keek me vragend aan. 
    “Logisch”, zei ik, en gaf een knikje. “Heb je er spijt van dan?” vroeg ik. 
“Nee….Dat niet…” Haar ogen zochten tevergeefs naar het plafond. In mijn woonkamer brandde alleen de hanglamp boven de eikenhouten eettafel. Alles daarboven was onaangetast door het vale licht, donker en ver. “Nou, nee zeker niet. Ik bedoel, het bespaart je elke dag al snel een uur of twee. Tijd die ik nu niet eens heb!” Gebaarde ze. “Nee, maar uhm, je kent Rebecca. Toch?” 
    Ik knikte snel. 
“Echte hondenliefhebber…” zei ze. 
    Ik moest even anders zitten. “Ja…”, zei ik langzaam en legde mijn armen over elkaar. 
“Die houdt echt veel van honden en zo, goede vriendin van me, leuke meid, die… Die zei dus, jij hebt haar ook op Facebook toch?” vroeg ze opeens. 
    “Ja ja, leuke meid, doet ook van die hondentrainingen”, antwoordde ik, het eerste wat in me opkwam. “Had toch laatst een prijs gewonnen?”
“Precies. Zij. Luister.” Ze hief haar vinger. “Zij zei… En dat viel haar dus op als hondenliefhebber… Dat jij… Nogal veel kattenshit op Facebook post. Ik bedoel, van die memes, foto’s, video’s, puzzeltjes, reacties met gifjes, of hoe heten die? Emoticons! En toen… moest ik zelf kijken. Ik geloofde het niet. Ik bedoel, je hebt nu een kat, maar zoals ze het vertelde, plaats jij wel ieder uur iets. En jij was ook van plan om van Facebook af te gaan, toch? Dus vorige week ben ik sinds tien maanden weer op mijn facebookprofiel ingelogd. Voor jou, Thomas.” Ze kantelde haar hoofd naar mij toe. “En het was zelfs erger! Gast! Heb jij echt een evenement georganiseerd voor je kat? Voor zijn verjaardag? Echt waar? Serieus?” 
    “Uhm…” trachtte ik, maar mijn stem stokte. “Nou…”, en mijn stem sloeg over. “Nou…”
“Ik bedoel, ik zag dat je iedereen had uitgenodigd, achttien mensen hadden zich ook aangemeld…”, zei ze.
    “Ik had jou ook uitgenodigd!”
“Ik zit toch niet op Facebook?” riep ze.
    “Ja… Ja, daar heb je gelijk in”, zei ik en haalde mijn schouders op. “Sorry.” En ik keek haar in haar bruingroene ogen aan. “Sorry meid... Ik had je even moeten bellen.”
“Gast! Daar gaat het niet om, je geeft toch geen feestje voor je kat! What the fuck man!” Ze sloeg op de tafel. “Sinds je dat beest hebt…”, met ieder woord keek ze me steeds scherper aan, “gaat het volgens mij niet zo goed meer met je.” 
    Net op dat moment hoorde ik het kattenluikje. Snorri! Ik veerde op uit mijn stoel en was al vertrokken naar de keuken, naar mijn snoezepoesje, tot ik haar ogen zag. Ze was echt serieus. Ze perste haar lippen samen en kantelde lichtjes haar hoofd opzij.
“Laat dat beest! Het komt vanzelf naar jou toe! Of niet!” 
    Ik ging weer zitten. “Het is geen beest, het is een kat. Snorri”, zei ik zachtjes. 
“Een dier! Daar hoef je toch geen feestje voor je te geven!” Riep ze uit. 
    Ik smaalde. “Graag niet zo… niet zo hard, graag. Daar houdt Snorri niet van.”
   Snorri liep net binnen, charmant als altijd. Met zachte treden, alerte blik, staart licht wiegend. De kamer lichtte op en ik voelde de drang om te zingen. “Miauw?” Mijn vriendin was sprakeloos. 
   “Ze snapt het niet.” Zei ik tegen Snorri, en trok mijn bovenlip strak.
    “Miauw.” Zei Snorri, en liep weer weg. Zijn staart maakte even een lichte zwabber. Hij stopte, en keek me even kort en indringend aan. De weerkaatsing van het vale licht in zijn pikzwarte ogen zeiden me alles. 

    “Je moet gaan.” Zei ik. “Nu. Snorri wilt dat je gaat.” Dat was de laatste keer dat ik haar zag.

dinsdag 1 mei 2018

Eens

Eens

“Eh… ja, dat klopt. Blij.” En de vrouw sloeg de deur sloeg dicht. Ze deed me even denken aan iemand van lang geleden.
Ding-dong. Ik bestudeerde de blauwe deur, pas geschilderd, door de bewoners zelf.
                “Goedemiddag.” Een jong blond meisje deed open, in het wit met een blauwe pullover. Ze lachte onzeker. Ik was dan ook keurig in zwart pak, precies zoals de voorschriften mij voorschreven.
“Hoi!... Zijn je ouders thuis?” Ik mocht alleen met volwassenen praten, ook al zag ze er erg lief uit. Ze knikte, draaide zich om en liet de deur op een kier. Ik zag een donkerbruine mat, versleten. De drempel was mat-wit, ook pas geschilderd en ik kon zien dat
                “Ja?” Ik groette direct vriendelijk met een onderdanige goedendag zonder te kijken en keek op naar een potige kerel, ongeschoren, wild uit zijn ogen kijkend. “Ik zou graag met u willen praten over….”
                “Ja mazzel.” En hij gooide de deur dicht. Ik hoorde direct gevloek en getier erachteraan. Het meisje kreeg flink op d’r kop. Kabaal en gehuil. Ik liep naar de volgende deur.
Tring. Er werd niet open gedaan.
Tring-tring. Bij de buren ook niet. Ik keek op mijn mobieltje voor de tijd. Dit zou nog een lange dag kunnen worden. Ik had geen idee.

“Ik kom u graag vertellen over God, Jehova, en het Koninkrijk van God. Gelooft u?” Eindelijk kon ik mijn boodschap brengen. Het was nu aan de toehoorder zelf.
                “Eh… soms”, zei de korte man, een beetje stamelend. Hij keek naar de grond, ik zag alleen zijn kort zwart haar. Ik gaf hem mijn welgemeende glimlach. Eindelijk kon ik mijn plicht doen. “Ben je gelukkig?” begon ik. Niemand is echt gelukkig, had ik geleerd. “Ja”, zei hij opeens en keek me blij aan. En keek direct weer schuchter naar beneden. Ik knipperde even. “Oké,… Dat is fijn te horen! En is dat omdat je gelooft?” Ik besefte opeens dat ik de u-brug al over was gegaan en tutoyeerde. Ik keek de korte man voorzichtig aan en boog een beetje door mijn knieën. Zijn te kleine houthakkersblouse en dikke nek benadrukte zijn postuur extra. “Nee!” En toen realiseerde ik mij dat ik weer eens gesloten vragen gebruikte. Missiewerk blijft mensenwerk.
                “Welke rol speelt God in uw leven?” vroeg ik opeens. De Grote Vraag, die mij zelf ooit gevraagd was.
“God kijkt toe….” Ik luisterde aandachtig. “Hoe…ik… masturbeer.” Zei hij dat nou echt? Word ik… “En oordeelt. Over mij. En dan voel ik me slecht.” Sprak de korte man. Hij begon een rood hoofd te krijgen en ik stopte mijn ogen met knipperen.
                “Masturbatie kan een probleem zijn…”begon ik. “Seks zie je erg veel in de media. En kan verslavend zijn. En dat maakt je een slaaf van begeerte”, vertelde ik verder. “Maar. Als je gelooft in God, is er altijd hoop en verlossing. Masturberen betekent niet dat je slecht bent maar
                “Bart? Wat is dit?” Een forse vrouw kwam plotseling snel aangelopen in de straat met twee volle tassen. “Wat zit je deze meneer nu weer wijs te maken?” Ik draaide me om en gaf haar een glimlach. Het hielp niet. Ik voelde de schaamte nog steeds over mijn gezicht kruipen.
                “Hij… hij zegt dat masturberen slecht is en ik naar de hel ga”, zei de korte man. Zijn stem klonk raar en hij wees op een vreemde manier naar me. “Nee nee, dat zei ik niet. Ik zei…”
“Genoeg. Sorry meneer, ik begrijp dat u graag mensen helpt. Maar Bart is niet te helpen. Hij is…” en ze maakte een draaiende beweging bij haar hoofd met haar wijsvinger. “Fijne dag nog.” De deur sloot zich weer.

Pfff. Ik blies uit, en besloot naar de auto te lopen en even een korte adempauze te nemen. Het was erg warm. De airco zou me goed doen. Na enkele stappen maakte ik mijn stropdas wat losser. Bart. Was ik nou in de maling genomen? Hoezo, is hij niet te helpen? Ik merkte dat ik me druk maakte om wat er net was voorgevallen. Pff. Ik nam een diepe adem en zet een flinke tred. “Wees vastberaden en standvastig. Laat je door niets weerhouden. Of ontmoedigen. Want waar je ook gaat, de Heer staat je bij.” Ik kwam bij de auto en zocht naar mijn autosleutel, die ik uiteindelijk in mijn rugzak vond tussen de tijdschriften en de nieuwewereldvertalingen. In de gestarte auto liet ik ijskoude lucht vol rondblazen. Mijn ademhaling zakte met iedere diepe zucht. Waarom deed me dit zoveel? Masturbatie was geen vreemd onderwerp, we hadden het meerdermalen doorgenomen met de ouderlingen tijdens de velddiensttraining.
                En toen pas realiseerde ik het me. Het was De Grote Vraag. Welke rol speelt God in uw leven? Tweeëntwintig jaar geleden hoorde ik deze vraag voor het eerst. En ik zei géén. En sloeg de deur hard dicht met een godsvloek. En een week later stapte ik zelf voorgoed door die deur. Uit het huis gezet door mijn moeder. En dat aardige oudere echtpaar dat ik zo schaamteloos te woord had gestaan, kwam ik net diezelfde dag weer op straat tegen.
                Ik voelde plots een traan over mijn wang biggelen. Koud. Ik deed snel de luidde airco zachter, en wreef mijn gezicht droog.
Zo aardig. Ze begroetten mij vriendelijk, als een oude vriend die ze graag zagen. En ze zagen direct dat het niet goed met mij ging. En…. Ik voelde nog een traan rollen. Namen mij uiteindelijk op in hun gezin. Ik kon nergens heen en ze waren zo gastvrij en.. Pfff. Ik deed de airco weer even hoger. Daarom dus. De Grote Vraag. Rogier en Yvonne waren de liefste mensen die ik ooit heb mogen verwelkomen in mijn leven. Ik heb zoveel aan hen te danken... Mijn oog viel op de digitale klok. En ik wist direct weer dat ik mijn Bijbelse opdracht moest voortzetten. “Met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid”. Ik pakte een zakdoekje en depte mijn gezicht. Keek in de achteruitkijkspiegel. Glimlachte naar mezelf. Naar God.

De middag vloog verder voorbij. Twintig geen interesses en vijf gesprekken, waarvan een met iemand die zichzelf boeddhist noemde. Samen een kopje thee gedronken, groene thee. Thuis ook eens proberen. Ik voelde me erg uitgelaten na dat gesprek.
                Trrrrrring. Een oude deurbel. Typisch jaren dertig, dacht ik nog.
Een oudere vrouw deed langzaam open. Ik zag een kruis schijnend in het middaglicht in haar gang. De deur kierde verder open, vertraagd. We herkenden elkaar onmiddellijk. Martine. Haar mond viel open. Haar lichtblauwe ogen plotseling fel. Ze deed een stap, aarzelend. Ik stapte terug, waarom weet ik niet. De deur sloeg ze open, tegen de muur met een doffe klap. Haar tong kroop naar voren, tot haar lippen zich sloten tot een grimas, zonder geluid. Ik kon niks zeggen. Ze stak haar hand uit naar mij. Greep mijn schouder en kneep stevig. Haar gerimpelde gezicht dichter bij de mijne. Ze was zo oud geworden. En ook gelovig net als ik, realiseerde ik me nog. Ik wist echt niet wat ik moest zeggen. Haar adem rook naar peer. Vreemd hoe je je zulke details herinnert. Ik draaide me om, haar grip plotseling los. En liep weg van mijn moeder.


woensdag 25 april 2018

Vaak

Vaak


“Nou... Deze goede vriend van mij hier belde of ik weer effe een visje wilde komen eten. Tuurlijk zeg ik, maar dan wel een lekkerbekkie. Van kabeljauwfilet natuurlijk. Dus… Zo zitten wij aan een gebakken vissie. Is bij hem op de hoek, hij woont hier achter, zitten we lekker in het zonnetje, lekker toch? Doen we vaak op vrijdagmiddag. Is gezond, of niet dan?” Ik nam een snelle hete hap. “En wat dan nog”, en zoog snel valse lucht naar binnen, “je moet toch ook een beetje leven”, slikte haastig door en blies hete lucht uit. Met mijn tong doorliep ik even snel alle hoeken en gaten van mijn mond.
                “Luister, dat neurotische gedoe over wat dan wel en niet gezond is… Ze verzinnen het gewoon ter plekke, toch? Zijn het niet die onderzoekers omdat ze geld willen ritselen, dan is het wel de media, die zoeken gewoon de spanning op, niet? Joh, je weet zelf toch wel wat gezond is? Nou dan”, zei ik tegen die man met z’n notitieblokje en z’n gekrabbel. Ik dacht nog bij mijzelf: stomme vragen ook altijd en probeerde met mijn vorkje de vis door te snijden. Stom kartelrandje.
               
Terwijl ik zat te hakken, zag ik André al aanstalten maken om wat te zeggen, maar deze beste man wilde vast niets horen over darten bedacht ik me zo. Even sturen. “Weet je… Wij willen vooral in de zon zitten, lekker genieten. Toch André?” Hij knikte maar even. Precies gozer, laat mij maar het woord doen.                Lifestyle, dat is het”, zei ik en ging er goed voor zitten. Dat visje schoof ik maar even aan de kant. “We gaan toch allemaal dood”, en ik haalde mijn schouders er op het juiste moment bij op. “Ja... Deurwaarders, rekeningen, gezeik van de familie, gedoe met de wasmachine… maakt allemaal niets uit voor Magere Hein. Luister, het mooiste in de wereld? Is lekker gezellig samenzijn. Zoals wij nu”, en ik knikte weer even naar mijn sidekick. Die knikte enthousiast terug, zoals gewoonlijk, terwijl hij een grote wolfshap nam. Zoals die vent kon schrokken. “Vooral dat zonnetje erbij maakt alles goed”, en ik wees naar boven. “Ik ben in Rome geweest, Parijs en Berlijn. Allemaal lelijke steden als die koperen ploert niet schijnt. Alles wordt mooier in de zon. Zo is het en niet anders”, eindigde ik, en zocht mijn lekkerbekkie weer even op. Nu kon ik ‘m wel naar binnen schuiven zonder mijn bek te verbranden besloot ik.

“Wij zijn gewoon levensgenieters”, begon André, en hij begon een saffie te draaien. Ik liet hem maar even gaan. Dit verhaal kende hij ook wel. “Tuurlijk, wij werken gewoon hard als het moet.” Daar knikte ik bij en nam een grote hap vis met saus. Ravigotesaus spoot direct op mijn paarse nette bloes. Kut. André gaf me zonder te kijken zijn ongebruikte servetje. “Maar dat hoeft toch niet altijd. Die deurwaarders waar Annie het net over heb? Hufters. Allemaal. Ze mogen zo over de klink worden gejaagd. Pang. Pang.” Daar kon ik alleen maar om glimlachen, ondanks het morsen. André wist het vaak toch wat scherper neer te zetten. “Iedereen heb toch schulden? Hypotheek? Aandelen? We doen allemaal ons best hoor”, zei André. Hij stak zijn peuk aan, nam een diepe hijs, kuchte even vies en trok zijn gezicht weer recht.
                “En we moeten allemaal gewoon eten. Dus… Die mannetjes in hun apepakkies kunnen wel de boel willen leegroven, maar ze mogen je niet in de kou zetten. Nee… D’r komt altijd een rechter bij aan de pas. En die kan zo wel zien. Bij André en Annie? Daar valt niks te halen.” We gaven beiden een vette grijns. Ik veegde mijn mond af aan het servetje en smakte nog rustig na. “Zo... Dat was lekker! André. Mag ik effe bietsen?” André gaf zijn shag door en ik nam het woord over.

“Maaruh… waar is dit nu allemaal voor?” vroeg ik die man, en bekeek hem even goed. Brilletje, kalend, vrij jonge gozer eigenlijk, zou je best een biertje mee kunnen doen. “De krant toch?” Hij knikte. “Je had ons al op de foto hé, dat we dat visje… Ja, oké.”
                “Als je d’r maar wel een leuk stukkie van maakt, hé”, zei André snel. “Helemaal”, vulde ik hem aan. “Beetje positief. Dat geklaag altijd. Zet er maar in: André en Annie eten een lekker vissie in het zonnetje.” André vulde aan: “Het mooiste wat er is, volgens André en Annie.” Ik stak mijn peuk aan. “Als die zon maar schijnt. En dat doet ie hier gelukkig vaak.”

dinsdag 17 april 2018

Meestal


Meestal
Door de bank genomen maakt het niet echt uit wat je stemt. Politici zeggen het een en doen vervolgens toch wat ze willen. Het zelfgedreven gedrag van onze gekozen leiders is precies volgens ieders verwachting. Het zijn net mensen. Je kent die grap over de echte betekenis van het Griekse woord politiki? Poli betekent bloed en een tick is een bloedzuigend dier in het Engels. En toch verdiep ik me continu in de beloftes, feiten en werelden die de toekomstige regenten ons voorhouden. Want, uiteindelijk geloof ik ook in het goede van de mens. Krijg je de juiste feiten op de juiste manier voorgeschoteld, dan kun je niet anders dan de juiste keuze maken. Ooit voelde ik als tiener zelf de roeping om klaar te staan voor mijn medemens. Ik zou dossiers grondig doorlezen, een goed onderbouwde mening vormen, die af stemmen met de partij en vervolgens breed uitdragen. Om te zorgen voor een goede infrastructuur, veiligheid en orde, gezondheidszorg en de juiste richtlijnen en ruimte voor ondernemers. Helaas, het mocht niet zo wezen, ik werd oncologisch chirurg. In ons team hebben wij net als politici taboewoorden die we niet mogen gebruiken en typische stokpaardjes die we in onderling overleg van stal halen. Maar boven alles genezen wij mensen. Soms denk ik wel eens hoe zeer een beter dieet onze patiënten had geholpen, minder vet en veel voedsel, veel minder alcohol en die nare sigaretjes helemaal. En wat een beetje politieke sturing daarvoor zou kunnen doen. 
                Mijn eerste geredde patiënt stuurt me elk jaar een kaartje. Op wat ze haar nieuwe verjaardag noemt, de dag dat ik haar het blijde nieuws kon vertellen dat ze kankervrij was. Natuurlijk, elke volgende controle blijft spannend. Maar ze stuurt me nog ieder jaar dat kaartje. Soms met een blije foto van zichzelf, of van een mooie vakantietrip die ze maakte met vriendinnen. Of een mooie tuinfoto. Helaas niet met haar man, die verliet haar de eerste maanden van haar ziekte. Elk kaartje bewaar ik, behalve de eerste. Die hangt ingelijst bij mijn moeder aan de muur. Iedere gast krijgt het volledige verhaal te horen. Dat is mevrouw van Loghum, Pieters eerste patiënt. Ik hoor het iedere keer met kromme tenen aan, maar zo is mijn moeder nou eenmaal. Dingen gaan zoals ze gaan.
                Als student zong ik graag, in een mannenkoor van de universiteit. Met een paar vrienden en een boel Belgische biertjes zongen we dan tot in de late uurtjes Duitse schlagers. Luidkeels in het Duits zingen is een echte bevrijding, ik zou het iedereen aanraden. En ja, dat is mijn professionele mening. Door mijn studie werd ik me echter ook bewuster van de nadelige gevolgen van alcoholgebruik op de gezondheid. Een op de veertien van vroegtijdige sterfgevallen komt door alcohol. Wereldwijd is alcohol verantwoordelijk voor een op de twintig sterfgevallen. De paar idioten die methanol drinken natuurlijk daargelaten. Ik zing weinig meer tegenwoordig, soms nog in de badkamer. Mijn vrouw moet er altijd hartelijk om ginnegappen, en ik zelf vaak ook. We wandelen veel, koken voor vrienden, slapen geregeld uit en nemen de tijd voor seks. Ik kan met haar over eindeloos veel onderwerpen praten. Ook over politiek. Ze vroeg me laatst waarom ik er nooit serieus voor ben gegaan. Als ik er zo over nadenk, kom ik tot de conclusie dat ik het nooit de juiste prioriteit heb gegeven. Het had mijn passie, zekers, maar passie alleen voedt geen monden en redt geen mensen. En dat is toch het mooiste wat je kunt doen?
                We wonen in een prachtig vrijstaand huis, Franse ramen, een vijver en alle elektronische apparaten die je maar zou kunnen wensen. Dat komt ook niet uit de lucht vallen, toch? Ik heb er hard voor gewerkt. Mijn Lieke werkte nog enige jaren als administratief medewerkster, maar eigenlijk had ze direct na ons trouwen kunnen stoppen. Ze vond het contact met haar collega’s altijd erg fijn. Nu heeft ze haar clubjes, zoals dat gaat. Geregeld help ik haar met het een of ander, meestal financieel, of organisatorisch. Ik doe het met liefde, of het nu de lokale dierenopvang is, koken en uitserveren voor de ouderen of een sportevenement voor jongeren. Mijn moeder helpt ook graag mee, ik vermoed omdat ze mij graag goed bezig ziet. Alleen gesprekken over de staat van het land of de binnenlandse ontwikkelingen vermijdt ze liever, daar wordt ze alleen maar naargeestig van zegt ze dan. Daar luister ik meestal maar naar. Dan begin ik over het weer.

donderdag 12 april 2018

Soms



Soms

Mijn ouders zeiden altijd: je weet het maar nooit. Dat was zo’n lekkere dooddoener waar ik als tiener altijd ziedend om werd. Ze waren nooit blij wanneer ik thuiskwam met goede rapportcijfers, of boos wanneer ik slechte cijfers had. Toen ik mijn been brak bij het skaten, werd ik zonder boe of bah naar het ziekenhuis gebracht. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Mijn eerste vriendin werd met een zwakke glimlach begroet. Alsof het niet echt uitmaakte. Alsof ze tijdelijk was. Mijn ouders zagen alles als tijdelijk. Zelfs toen ik eens uit pure frustratie de hele woonkamer aan gort sloeg. Mijn moeder kwam binnen en keek om zich heen. Haar blik. Iedere normale ouder zou ook door het lint gaan. Schelden. De politie bellen. Maar zij was aan het bedenken hoe ze de kamer opnieuw in zou richten. Zo godverdomme praktisch.


Ik ben niet gelovig opgevoed en voelde nooit de behoefte om mij te onderwerpen aan iemands boekje. Nee meneer. Natuurlijk, er is toeval in de wereld en de mysterie van het bestaan. Maar om daar meteen Gods hand in te zien, vind ik te kort door de bocht. Dat maakt geloven zo gemakkelijk. Er wordt je een raamwerk aangereikt: zo is het en niet anders. Alles moet hier in passen of het is het werk van de duivel.

Op mijn eenentwintigste kreeg ik een zwaar ongeluk. Mijn vriendin overleefde het niet. Zonder autogordels vloog ze door het raam en landde op het asfalt meters verder. Als bestuurder had ik meer botten gebroken dan ik ooit wist dat ik had. Er was een hert op de weg en ik probeerde het arme dier te sparen. Ik schampte het toch. De politie maakte het aan de kant van de weg af. Dat schot hoor ik soms nog, dan schrik ik wakker van een nachtmerrie en dan voel ik het nog nagalmen.

Ik kon nooit met mijn ouders praten over het ongeluk. Wilde het niet en vermeed ze voor jaren. Mijn jongere broertje probeerde in het begin nog wel eens het contact tussen ons leggen, maar ook hem begon ik te mijden. Hij was ook druk bezig met zijn sportcarrière en had denk ik uiteindelijk ook weinig zin in die sacherijnige broer die nog steeds niet helemaal de oude was. En dan bedoel ik niet de pinnen in mijn knie.

Achteraf voelde ik vooral veel teleurstelling. In mijzelf, als de Partij-van-de-Dieren-bestuurder die zijn vriendin uit de auto lanceerde om een stom beest te proberen redden. In mijn ouders, van wie ik gewoon wist dat ze zo fucking ongeïnteresseerd zouden reageren. Oh ja, je been is inderdaad raar opgevouwen. Dat kan gebeuren in een auto-ongeluk. Wil je een koekje? En in het leven zelf. Dat het noodlot mij zo’n naar ongeluk zou geven. En zulke ouders.

Sommige vrienden, voornamelijk van het werk met wie ik nog wel eens een biertje deed op vrijdag, zeiden tegen mij: accepteren of veranderen. En daarmee bedoelden ze dat ik er maar aan ten onder moest gaan, of niet. Wat je niet doodt, maakt je sterker. Om te overleven moest ik mij flexibeler opstellen. Meebuigen of breken. Net als mijn fucking been. Ik zou nu natuurlijk stoer kunnen vertellen hoe ik ze de kanker toewenste, mijn werk verliet en een alcoholische schrijver werd. Maar ik ben maar gewoon gaan luisteren. Want ze zeiden tenminste iets zinnigs waar ik wat mee kon. En ook al was ik het niet echt eens met dat Nietzcheaanse geleuter, ik ging er toch in mee. Ik deed de nodige therapie om weer goed te kunnen lopen. En ging het gevecht aan met mijn ongeluk, en mijn gevoelens naar Lieke, mijn toenmalige vriendin die het avontuur met Bambi niet overleefde. Daarvoor klopte ik aan bij Slachtofferhulp voor rouwbegeleiding. Want ik had helemaal niet om haar gerouwd, ontdekte ik. Alleen om mijzelf. En ja, je voelt je echt een grote lul als je daar pas na drie jaar achter komt. De ouders van Lieke heb ik nooit onder ogen durven zien. Maar de mijne uiteindelijk wel. Ik weet het nog haarscherp. Mijn ouders, voor hun huis. Ik omarm mijn moeder en snik zo hard dat ik naar adem hap. Mijn vader huilt dikke tranen. Hij omhelst ons beiden. Soms heb je het gewoon verkeerd.

woensdag 4 april 2018

Eenmaal




Eenmaal

Ik wilde nooit moeder worden. Als klein meisje rende ik liever achter mijn grote broers aan. Ik was een tomboy, geen meisje-meisje. En toen de meisjes in mijn klas helemaal pony-gek werden, vroeg ik mijn vader hoe paardenbiefstuk smaakt. We aten het de volgende dag, want zo is mijn vader. In de pubertijd ging ik helemaal los, jongens en meisjes. Maar oh wee als je mij een slettebak noemde. Ze heette Daisy en ze dacht populair te kunnen worden door over mij te roddelen tegen iedereen die maar wilde luisteren. Ik hoorde dan gegniffel, keek achterom, en zij zwaaide speels. Eerst vermoedde ik dat ze misschien een crush op me had. Totdat ik van Hein hoorde hoe de vork in de steel zat. Hein was een scharrel die een echte vriend wilde zijn en mij graag vertelde hoe de wereld was. Dat leerde ik al snel, op mijn manier. 
                Mensen die zeggen dat geweld niet de oplossing is, zoals die slappe leraren die we op school hadden, begrijpen niet de resolutie die geweld met zich meebrengt. Nu zal ik geen stoer verhaal ophangen van hoe ik Daisy in elkaar heb geramd in de hoek van het schoolpark. Maar dat is wel wat ik deed en daarna was het geroddel gewoon klaar. En twee jaar later zoenden we dronken op een schoolfeest. Tja. Maar ik was aan het vertellen hoe ik Eric kreeg, mijn zoontje. Voor de duidelijkheid: Hein bleef altijd die sullige gast die nooit meer uit de friend zone is gekomen. Ik kom hem soms nog tegen op het schoolplein als ik Eric ophaal. Dan staat hij daar met de schouders naar voren, zelfde vale zwarte hoodie, wachtend op zijn Hilkje. Hij settelde namelijk maar voor een potige vrouw uit Dokkum met een spraakgebrek en dan krijg je van die stomme namen. 
Eric weet niet wie zijn vader is. Er zijn genoeg mannen in mijn leven die surrogaatje spelen, vooral omdat ze met mij graag vadertje en moedertje willen spelen. Altijd die doorzichtige vraag of er een vader in beeld is, zelfs van Jan, de oudere weduwnaar verderop in de straat die mij altijd te lang nastaart. Ik houd het dan bewust vaag, want kunstmatige inseminatie met donorzaad is niet het antwoord wat ze willen horen. Eric’s vader is al een marinier op uitzending in Afghanistan geweest, een simpele schoenenverkoper die opeens verdween of de zanger uit een wereldberoemd Zweeds rockbandje. Als ik al die wanna-be vaders zou vertellen dat ik niet eens weet wie Eric’s vader is, dan zou ik in hun ogen erger dan een slet zijn. Een bitch, zo eentje die er alles aan doet om mannen het leven zuur te maken. Omdat ik niet met ze in bed stap en ja en amen zeg. Sukkels. Maar ik lach dan vriendelijk naar ze, knipper met mijn ogen, schud mijn kont en kijk verbaasd. Het levert je een boel goodwill op, zoals dus buurman Jan die de dakgoten komt schoonmaken in de herfst. Als alleenstaande vrouw moet je het leven naar je eigen hand zetten, want niemand die het voor je doet. 
                Mijn broers zie ik geregeld, net als mijn vader. Kleine Eric heeft heel veel vaders, maar deze drie mannen zijn hem het liefst. Ze rennen met hem door het park heen en ze spelen vliegtuigje, superhelden of wereldreiziger. Dan zie ik die rode krullenbol vliegen en genieten. Dat doet me zoveel goed, nooit gedacht dat ik me ooit zo mooi zou kunnen voelen. 
                De zwangerschap was erg ongemakkelijk. Ik was er totaal niet op voorbereid, moest allerlei zaken online gaan opzoeken. Ik werd erg misselijk, moest regelmatig braken. Patatje met smaakte opeens niet meer. Patat! Ik had ook veel maagzuur. Afijn, gedoe allemaal, maar de bevalling zelf viel enorm mee. Eigenlijk ging het allemaal veel sneller en pijnlozer dan ik had verwacht. Mijn vader reed me naar het ziekenhuis, daar stond hij op. Maanden van te voren liet hij me al weten dat hij mijn Bob zou zijn. Geen. Druppel. Alcohol. Zijn twee zonen protesteerden nog even voor de vorm, maar waren allang blij dat ze hun regelmatige whisky- en bierproeverijen niet hoefden op te geven. 
                Het was de dood van mijn moeder waardoor ik besefte dat ik er straks ook niet meer zou zijn. En als ik op een of andere reden onsterfelijk zou blijken, dan zou ik iedereen die mij lief is toch verliezen. Dat zou zo eenzaam zijn. Ik ga ooit dood en dat is prima. Maar het leven gaat door, het moét doorgaan. Ik wist dat het krijgen van een kind niet is iets om op te wachten totdat je er klaar voor bent. Of totdat je de perfecte man tegenkomt. Pff. Je moet er gewoon voor gaan.  Ik was pas klaar om echt moeder te zijn, toen floep! Eric er eenmaal was.

maandag 26 maart 2018

Tweemaal

Tweemaal

Ik wilde mensen pijn doen. Mij moest je niet tegen komen bij het stappen, als zware kerel van tegen de twee meter. Dan had je heel veel pech. Ik was een slecht mens, op zoek naar mensen om mee te vechten. Gasten die zich mans voelden, die zocht ik op. Dacht er nooit bij na. Kreeg een rode waas in me kop en sloeg er op los.
Voelde zoveel woede. Wat mij is aangedaan. Door die klootzak! Het was op uitzending, Afghanistan. Altijd was ik op mijn hoede. Oog op de situatie, op de anderen. Zo ben ik. Het was fucking heet daar man, word je vet sloom van. EeeeeEWW. Werden we uit het niks aangevallen met mortiergranaten. Dat geluid… Ik zag de granaat boven mij en liet me direct vallen. Daar train je voor. Terwijl ik viel, suisde de granaat mij voorbij. BOEM. Net hard vuurwerk, weet je wel. Splinters vlogen om me oren en ik dook in een mangat zonder erbij na te denken. Voelde met mijn handen snel over mijn lichaam en hoofd, maar zag geen bloed. Hartslag op 200. Toen opeens die vuile klootzak. Schreeuwde dat ik naar de bunker moest. 50 meter verderop. Stond op zijn strepen, alle drie. Nu. Nu. Godverdomme. Daar ben ik nog zo boos over. 50 meter rennen rennen rennen. Twee mortieren sloegen in, links, rechts. Mijn hart ging tekeer als een machinegeweer. Adrenaline gierde door me heen. Rennen. Was een fucking eeuwigheid. Gered, die fucking bunker in. Moest ik meteen huilen. Kon het niet tegenhouden. En je moet weten, in het leger huilen we niet, nee meneer. Maar ik wel toen. En boos, jongen. Die klootzak had altijd een grote bek, maar ik dacht, wacht jij maar. In Nederland, jij krijgt je verdiende loon.
Probeerde het allemaal uit te leggen aan de kapitein. Maar dat was net zo’n vuile klootzak, maatje van de sergeant. En in Nederland. De interne integriteitscommissie. Had geen enkel bewijs. Zijn woord tegen het mijne. Dus wat denk je? Niemand die voor mij opkwam, en toen ging het mis. Ik begon eerst met drinken, alles om die shit te vergeten. Toen werd ik wakker en zat alles onder het bloed. Niet het mijne, he. Ik had ruziegemaakt met die klojo’s van artillerie, die zaten ook bij ons op de kazerne. Ze konden me niet bedwingen, mij niet. Drie van hen echt goed te grazen genomen. Dat voelde echt lekker, weet je? Niet toen ik ze lens sloeg, want daar weet ik niks meer van, maar toen ik dat hoorde, achteraf. Wat ze allemaal hadden gebroken. Had ze lekker laten voelen hoe ik me voelde, begrepen zij het ook es. Een geweldsincident noemde de commandant het. Tot die tweede keer. Meisje van de luchtmacht. Oh man. Vond mij een klootzak, en ik flipte. De rest is geschiedenis. Ik werd ontslagen. Mijn vrouw, zij was mij al zo lang zat. Ik was een lul en zat toen al zwaar aan de pillen, dus ook die verliet mij. Het ging helemaal mis. Als ik mensen nog opzocht, was het om ze uit te dagen. Denk je dat mij aankan? Kom dan. Wacht maar. Krijg je klappen. Ga je mij nu uitlachen? Dan laat ik je huilen. Reken d’r maar op.
Bijna elke weekend was het wel raak. Heb zo vaak vastgezeten, man. Ik had zelfs manieren bedacht om die gasten van het arrestatieteam aan te pakken, maar ja die zijn getraind op klootzakken als mij. In de gevangenis raakte ik aan de praat met de therapeute daar. Zij was echt niet bang voor mij, maar ze was ook niet dom. Iedereen wist wat ik dat meisje van de luchtmacht had aangedaan. Maar ja, ik wist ook wel dat ik zo niet meer kon. Was zo moe van dat altijd maar zo boos zijn. Chronisch noemde zij het. Ik wilde eigenlijk altijd wel, was het zo zat. Het kost echt zoveel energie, al die woede. Boos zijn op mensen die ik nooit meer zie of spreek, misschien alleen nog in de rechtszaal. Dus uiteindelijk ging ik in echte therapie bij haar. Ik moest die mensen die mij wat hebben aangedaan, confronteren. In allerlei sessies, terwijl ik aan een apparaat zat met lichtjes en geluiden. Dat leidt je af, zodat je lichaam kan herstellen. En zo werkt het echt. Ik was zo verkrampt, zoveel spanningen, weet je. Een keer, dat ging over mijn moeder, zij heeft mijn leven echt zo verkankert weet je. Bijna. Ging ik weer over de schreef. Maar die therapeute, zij was echt goed man. Zo blij dat ik haar niks heb aangedaan, he. Zij heeft mij echt gered, snap je?

Nu heb ik veel verdriet van wat ik al die mensen heb aangedaan. Tja. Mijn verleden kan ik niet uitwissen. Die mensen verdienden niet om zo’n agressieve klootzak als mij tegen te komen. Maar het is wel allemaal gebeurd, weet je. Dat vind ik echt heel erg. Ik gaf het door. Wat mij was overkomen. Daarom sta ik nu hier voor jullie klas om mijn verhaal met jullie te delen. Als je ooit zo’n klootzak als mij tegenkomt, stap er overheen. Word niet zoals mij. Dat jou shit overkomt, dat is eenmaal shit. Dat je het daarna zelf ook doet, dat is niet tweemaal shit. Dat is altijd shit.